Ik woon in twee huizen
Ik woon in twee huizen
Ik ben Nina. Ik woon in twee huizen. In het ene huis woont papa. IN het andere woont mama. En ik woon in allebei. soms bij mama en soms bij papa. Vroeger niet. Toen had ik gewoon een huis. Met mama en papa er samen in. Poes had haar mandje onder de trap. Mama en papa waren blij met elkaar. Maar dat ging over. Papa deed dingen die mama niet fijn vond en mama riep woorden waar papa droevig van werd. Dan kwam er ruzie en gingen ze heel ver uit elkaar staan. Op een dag werd ons huis te klein voor hen allebei. Dus kwamen er twee huizen. Een voor mama, een voor papa en twee voor mij. Als ik bij papa ben, wil ik bij mama zijn. Ik mis m'n hamster en de klimboom. Als ik bij mama zijn wil ik bij papa zijn. Ik mis poes en de buurjongen. We bellen wel, elke dag. Papa vraagt hoe het op school was. Mama wil weten wat ik gegeten heb. Ik geef een zoen door de telefoon en krijg er ook een terug. Het kriebelt in m'n oor. Ik ben twee keer jarig. Ik heb twee keer feest. Maar als ik voor het eerst in het diepe spring, zijn papa en mama er allebei. Mama en papa zijn niet blij meer met elkaar. Maar gelukkig zijn ze wel blij met mij. Dat gaat nooit over. Zegt mama. Dat is voor altijd, fluistert papa. En hij geeft me een dikke kus. Ik ben Nina. Ik woon in twee huizen. Dat is raar, maar ook wel goed.